Alleen op de wereld. Zo zou je je kunnen voelen wanneer je verdwaalt,
in je eigen geest. Dat is logisch. Echter het kan je zomaar overkomen in eigen
land waar je ooit je moedertaal en cultuur wel goed begrepen hebt.
Ik rij tijdens mijn surveillancediensten geregeld langs
plekken in de drukte van de samenleving. Op een plek waar ik vaak moet stoppen
vanwege het driekleurige verkeerslicht met die rode - huid verbrandende - kleur
krijg ik altijd hetzelfde déjà vu. Als ik daar naar rechts kijk, zie ik een modern
bankgebouw. Aan de buitenkant staat een pinautomaat waar de meeste mensen de
dagprijs genereren. In de stad mag je nergens buiten de parkeervakken parkeren.
Echter deze pinautomaat schijnt foutief parkeergedrag ernstig in de hand te
werken.
Ik heb ooit een melding gekregen van een medewerker van deze
bankinstelling. Bij binnenkomst in dit bankgebouw wacht uitnodigend een
drankje. Je wacht rustig tot het moment dat een personeelslid vrij is om je te
helpen met voor jou nodige bankaangelegenheden. De binnentemperatuur is er
heerlijk via dure klimaatregeling.
De probleemstelling dan; een man laat zijn beurt steeds
opnieuw voorbijgaan en blijft afwachten. Na een ruim tijdsbestek van ongeveer 3
lange uren valt zijn gedrag pas op. Hij drinkt niet. Hij praat niet. Personeel
lukt het niet om contact met hem te krijgen. In de buurt liggen diverse
bejaardencentra waar eventueel navraag gedaan kan worden. Dat is helaas niet
gebeurd en dus wordt de politie in stelling gebracht want die lossen toch alles
op!
Ik loop met mijn collega op de man af. Het is een grijze
nestor in onopvallende kledij. Netjes verzorgd. De man heeft grijze netjes
geknipte haren en een vriendelijk maar wel kinderlijk gezicht. Ik weet zeker
dat hij uit de buurt komt, want het is net alsof hij een is met zijn omgeving.
Ik probeer met de nestor in gesprek te komen. Hij lacht nog steeds vriendelijk
maar er komt gen zinnig woord uit zijn mond. Mijn collega en ik polsen meteen
bij onze meldkamer naar een mogelijke vermissing van een bejaarde inwoner.
Verder gaan we meteen actief op zoek met Nestor als passagier in onze
dienstauto.
Nestor heeft totaal geen idee wie hij is, waar hij is of wie
er de mantelzorg over hem heeft. Totaal zero informatie. We rijden met Nestor
overal in de buurt rond. Hij kan namelijk niet ver weg wonen. Hij kan niet met
de bus zijn gekomen noch kan hij enige vervoermiddel besturen. Hij heeft niets
bij zich. We blijven dus met dit prettig aimabel mens rondrijden op zoek naar
zijn achterban.
Na korte tijd krijgen we het bericht dat er inderdaad iemand
vermist is. Nestor voldoet volledig aan het signalement. De locatie is
hemelsbreed 1 kilometer verder als het bankgebouw. Wij brengen hem meteen naar
huis naar een appartementencomplex in het centrum, vlakbij.
Bij zijn woning wordt hij opgevangen door een ingehuurde
zorgkracht die de vermissing gemeld heeft. Nestor weet van toeten noch blazen.
De oorspronkelijke verzorgster is met vakantie en de zorg is overgedragen zoals
dat heet. Start- en routeproblemen hebben gezorgd voor te laat komen, van de
vervangster.
Nestor schijnt nagenoeg geheel zelfstandig te wonen met zorg
een aantal keren in de week op afstand. Hoe bizar is deze situatie eigenlijk.
Nestor is dus gedwongen om in zijn woning te blijven want zo gauw hij een stap
buiten de deur zet, dan is hij de weg –naar huis- letterlijk al kwijt.
Nestor is dementerend en kan op eigen houtje niet
functioneren. Het begrip achter de geraniums zitten krijgt nu wel een heel
andere dimensie voor mij. Het is echter niet anders voor dit moment. Zijn
woongenot, veiligheid, sociaal verkeer en ambulante zorg plaatsen bij mij de
nodige vraagtekens.
Na het geven van een paar adviezen (telefoonnummer zichtbaar
ergens bevestigen et cetera) nemen wij met gemengde gevoelens afscheid van hem.
Een tweede verhaal dan: Het is op een zondagochtend. Mijn
collega en ik krijgen een melding van een verwarde man, die een woning
kennelijk niet meer wil of kan verlaten. Het is niet ver uit de buurt. We gaan
meteen naar de opgegeven locatie. De melder wacht ons al vertwijfeld op. Hij
deelt ons mede dat hij een oude man zijn woning heeft binnengelaten. De man
moest hoog nodig naar het toilet. Eenmaal op het toilet blijft hij in dit
sanitaire paleis zitten en komt niet meer naar buiten!
Melder heeft al geprobeerd om contact met de man te krijgen
maar er komt geen enkele respons behalve dan een aantal lichamelijke geuren. We
zijn gelukkig met de politiebus i.v.m. vervoer!
Nadat de politie, wij dus, een aantal keren krachtig op de
badkamerdeur hebben geklopt, zwaait deze vlotweg open. Het lijkt wel of er een
stinkbom in ons gezicht ontploft. Gelukkig staat het raam open.
De man is onverstaanbaar aan het brabbelen. Hij heeft geen
gebit in. De man heeft een volle grijze haardos. Zijn haardracht was ooit van
alle haren met dezelfde lengte achterover gekamd en vastgehouden met Brylcreem.
Tegenwoordig is de Brylcreem niet meer in de haren en
wappert de haardos bij elke beweging op zijn hoofd als losse bladeren aan een
boom aangedreven door een willekeurige wind. Zijn gezicht is diep doorgroefd
door de weersinvloeden tijdens een lang en hard werkzaam leven. Hij heeft een
grote neus. Zijn gezicht oogt klein. Hij draagt een lange verfrommelde jas.
Zijn hemd en broek moeten nodig gewassen worden. Hij is ongeschoren. Brylcreem
dan, daar kom ik zo meteen op terug.
Op de badkamer blijkt dat de man nog niet klaar is met zijn
visite. Het toilet is van een ouder model. Zeg maar een model waar je de
geproduceerde tulband, in geuren en kleuren kunt zien en ruiken.
De man gaat met zijn handen in de wc-pot en veegt zo de
zware donkere geproduceerde last, richting riool. We helpen hem met doorspoelen
via de druktoets. Het lijkt alsof hij nog nooit op een toilet geweest is of dat
hij vergeten heeft hoe het allemaal werkt. Na het doorspoelen waarbij hij
aandachtig kijkt alsof hij water ziet branden gaat hij met zijn besmeurde
handen in de doorgespoelde pot. Onderaan in de ruimte –gelukkig zonder remmende
sporen- wast hij zijn handen schoon!
Zijn op een lengte geknipte haren vallen ruim in zijn
gezichtsveld. Nadat hij zijn natte handen uit de pot terugtrekt gaat hij
hiermee door zijn haren waardoor deze nat worden en enigszins in het gelid –dus
naar achteren- worden vastgeplakt. Juist ja, natuurlijke Brylcreem. Mijn
collega en ik hebben uit voorzorg de diensthandschoenen aangetrokken. We zijn
netjes en hulpvaardig gebleven maar hebben desondanks zijn uitgestoken hand
niet geschud!
In de tijd dat dit verhaal speelt is er nog geen
legitimatieplicht. Op deze zondagochtend zijn alle sociale netwerken gesloten.
Mijn collega en ik zullen hem dus naar huis brengen. Dus, indien mogelijk
terugbrengen naar zijn sociale zorgkader. Gelukkig kan hij achter in de
politiebus gaan zitten. Gelukkig kan hij ons nog de route aanwijzen met zijn
handen naar zijn thuisadres. Met de ruiten vorstelijk geopend, brengen we hem
naar huis.
Bij zijn woning in een z.g. kolonie blijkt deze Remi te
wonen, alleen. Een woning in de staat zoals dat omstreeks 1930 gewoon was. Geen
sanitaire voorzieningen binnenshuis. Alles in huis is versleten. Hoe hij aan eten
en warmte komt of persoonlijke sanitaire verzorging in dit krot doet bij ons in
ieder geval de nodige vraagtekens rijzen. Hij heeft daar blijkbaar geen
problemen mee.
We informeren nog bij de buren en we hebben later nog de
maatschappelijke zorg in kennis gesteld. Er schijnt zorg op afstand voor hem te
zijn. (Tafeltje dekje en eten in het bejaardentehuis). Lichamelijk ziet de oude
baas er nog goed uit, gelukkig. Ook van deze man nemen we met gemengde
gevoelens afscheid
Iedere collega heeft tal van deze gebeurtenissen in
herinnering.